Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 29-10-2019

Osteoporose

betekenis & definitie

(geneesk.), vermeerdering van de normale poreusheid van het beenweefsel. De mate dezer poreusheid wordt bepaald door het aantal en den omvang der in het beenweefsel verloopende bloedvaten. Bij vermeerdering van den bloedtoevoer naar een bepaalde plaats van het bot ontstaat daar een plaatselijke o. Algemeene o. van het geheele skelet komt bij bepaalde ziekten voor, bijv. bij → osteomalacie.

O. wijst op verminderde kalkafzetting. v. Haeff.

< >