(Lat., = orde, regeling),
1° Kerkelijk.
a) → Wijding en wijdingsgraad;
b) Voorgeschreven regeling en verloop van vsch. plechtigheden. Zoo spreekt men van Ordo Romanus, de oude liturgische boeken, van de 8ste tot de 15e e. in gebruik, die het verloop beschreven (zonder aangifte der volledige teksten) van de kerkelijke plechtigheden volgens Rom. ritus. Zoo heeft men nog vsch. andere ordines, bijv. O. Baptismi, 0. Missae enz. c) Vroegere benaming voor het tegenw. → directorium. Zie ook → Orde; Ordinarium; Libri ordinarii.
Uitg. : o.a. 15 (der sub b genoemde) door Mabillon (Migne, Patr. Lat. LXXVIII). — Lit. : Callewaert, De Sacra Liturgia universim (nr. 71); Eisenhofer, Handb. der Kath. Liturgik (1932-’33). Verwilst.
2° Profaan.
Ordo honorum of cursus h. is de volgorde, waarin vsch. Rom. bestuursambten bekleed konden worden. Door een wet van 180 v. Chr., de zgn. Lex Villia annal i s, schijnt deze volgorde vastgesteld te zijn op: quaestuur, praetuur, consulaat; tijdens het principaal werd tusschen de eerste twee ambten gevoegd de aediliteit of het tribunaat. W. Vermeulen.