Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 29-10-2019

Orang

betekenis & definitie

(Maleisch, = mensch). Vsch. volksstammen in Ned.-Indië noemen zichzelf of worden door anderen genoemd met een eigennaam, voorafgegaan door het woord o. of het equivalent ervan in hun eigen taal. Het zijn meest die stammen, die tot voor kort nog een zwervend leven leidden. Onder den invloed van de Ned.Indische bestuursbemoeiingen zijn de meeste reeds tot een sedentair leven overgegaan.

We noemen: Orang B e n o e a, op eenige eilanden van den Riouw-archipel; O. B o e k i t, in Z. O. Borneo; O.

D a r a t, in het binnenland van het eiland Bangka; O. L a o e t, = zeemenschen, in vsch. deelen van Ned.-Indië op zee levende visschers, meer bepaald de op de Zuid-Chin. Zee rondzwervende stammen; O. Lom, in het N. van het eiland Bangka; O.

Mama k, in de afd. Indragiri van de res. Riouw en Onderhoorigheden; O. 0 e t a n, in de afd. Bengkalis, gouv.

Oostkust van Sumatra; O.Pèndèk = kort mensch, volgens het volksgeloof een dwergmensch, voorkomend in de wildernissen van Z. Sumatra; O. S a k a i, in de landschappen Siak en Kota Intan van het gouv. Oostkust van Sumatra; O.

S e k a h, wonen in booten langs de kusten van Bangka en Billiton en de daartusschen gelegen Lepar-eilanden. Olthof.

< >