(Lat. oraculum = plaats, waar de goden hun wil openbaren of de toekomst voorspellen, of ook de voorspelling, de orakelspreuk zelf). Te allen tijde heeft de mensch gemeend door bijz. teekens en middelen raad te verkrijgen in wat hem te doen stond of kennis te verwerven van gebeurtenissen, die buiten het bereik zijner natuurlijke kenvermogens lagen (hieromantie, hieroscopie). Hij verwacht dit van hoogere wezens (de godheid, maar ook,waar de doodenvereering bestaat, van de dooden en dan in het bijzonder van de dooden, die reeds gedurende hun leven bewijzen van helderziendheid gaven). De vlucht der vogelen, het inslaan van den bliksem, het rollen van den donder, het verschijnen van monsters enz. worden vaak geïnterpreteerd als teekens, waardoor de godheid spontaan haar wil te kennen geeft.
Ook meent men het o. zelf te moeten uitlokken. Men offert een dier, om uit het lillen der ingewanden, uit den bijz. vorm van de lever enz. den wil ( der godheid te kunnen aflezen. Een veelvoorkomend middel was het lot werpen door middel van staafjes of dobbelsteenen. Vele volkeren hadden ook bijz. orakelplaatsen.
Delphi in Griekenland, oorspr. een o.van Moeder-Aarde, die in droomgezichten haar vereerders bezocht (incubatie), was in den Klassieken tijd de beroemde orakelstad van Apollo, die door den mond der → Pythia zijn o. gaf. Te Epidauros gaf Asclepius goeden raad en genezing aan de smeekelingen, die zich in de nabijheid van zijn tempel te slapen legden. Isis maakte eveneens door → incubatie haar wil aan haar gunstelingen bekend. Vaak kon de oningewijde de taal der godheid niet verstaan.
Priesters moesten ze verklaren. In Babylon ontwikkelde die kunst zich tot een ingewikkelde wetenschap. Bij de cultuurvolkeren ontstonden verzamelingen van orakelspreuken, die gekenmerkt werden door hun gewilde dubbelzinnigheid. De meest bekende dezer orakelverzamelingen zijn wel de Sibillijnsche boeken.Lit.: K. L. Bellon, Inl. tot de godsdienstgeschiedenis (1935); Bouché-Leclercq, Hist. de la divination dans l’antiquité (4 dln. 1879-’81); F. Freudenberg (niet Kath.), Der Bliek in die Zukunft (1919). Bellon.