1° (meetk.).
a) Lichamen worden begrensd door vlakken of o. Een o. is een tweedimensionale uitgebreidheid (-> Dimensie); het kan ontstaan door beweging van een rechte of kromme lijn. Men onderscheidt gebogen (opper)vlakken, platte vlakken (→ Vlak) en gebroken vlakken, welke uit platte vlakken zijn samengesteld. Veelal bedoelt men, wanneer men over een o. spreekt of schrijft, een gebogen o. Een o. is de verzameling van de punten, wier rechthoekige coördinaten x,y en z aan een betrekking f (x,y,z) = 0 voldoen, bijv. x2 + y2 -)z2 = 0 (bol). Is f(x,y,z) een algebraïsche veelterm, dan is het o. algebraïsch; anders transcendent.
Lit.: → Analytische meetkunde; Beschrijvende meetkunde.
b) Het o. of de oppervlakte van een driehoek, een cirkel, een kegelvlak of een andere tweedimensionale uitgebreidheid is een maat voor hun grootte. Men zie de betreffende artikelen. v. Kol.
2° (Natuurk.) Vrij oppervlak heet het grensvlak tusschen een vloeistof- en een damp-of gasphase.