Een voor het oog onzichtbare, nl. infraroode lichtstraal, die, bij onderbreking, een electrisch apparaat in werking stelt, bijv. voor het openen van een deur, het maken van alarm, het tellen van den lichtstraal onderbrekende personen, auto’s, fabrieksgoederen e.d.
Alarminstallaties, die met een o. s. werken, bestaan uit vier onderdeelen: zender, ontvanger, versterker en alarmapparaat. In principe bestaat de zender o.m. uit een gloeilamp, waarvan, met behulp van een filter, alleen de infraroode stralen worden uitgezonden naar den ontvanger, die op eenigen afstand staat opgesteld en wel zoo, dat de ongewenschte bezoeker den straal moet onderbreken. In den ontvanger wordt de lichtbundel gevoerd naar een photocel, welke het licht in een electrischen stroom omzet. Via een versterker wordt deze stroom in den alarmkring gebracht, welke werkt volgens het zgn. ruststroom-principe: zoodra de stroom wegvalt (bij onderbreking van den lichtstraal of defect raken van de installatie), treedt het alarmsignaal in werking. Schnabel.