Bij de Joden werden sommige dieren als onrein beschouwd. Het eten van het vleesch van deze dieren was verboden. Ze worden opgenoemd in de Wet van Moses (Lev. 11.1-47; Deut. 14.3-21). Juist zulke dieren waren onrein, die door de heidenen bij den cultus betrokken waren.
Zoodoende werd tevens een scheiding gebracht tusschen Israëlieten en heidenen. De onderhouding dezer geboden werd door Moses geëischt op grond van Gods heiligheid. In de Oude Kerk veroorzaakten deze Joodsche gebruiken groote moeilijkheden. Het visioen van Petrus, in de Handelingen vermeld, moest theoretisch deze moeilijkheid oplossen (Act.10.10 vlg.). C. Smits.