wordt gezegd van een mensch, wiens geestelijke functies, in hun geheel of afzonderlijk genomen, niet aangepast zijn aan de algemeen-menschelijke doelstellingen als zelfhandhaving, zelfuitbreiding, zich schikken in de gemeenschap, e.a. Dit tekort aan aanpassing kan quantitatief of qualitatief zijn. In het eerste geval heeft men te doen met minderwaardige praestaties, in het tweede met pathologische feiten.
Lit.: W. Stern, Differentielle Psychologie (Leipzig 31921, 155 vlg.). d'Espallier.