Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 29-10-2019

Ondergoed

betekenis & definitie

kan verdeeld worden in twee groepen:

a) eerste huidbedekking
b) tusschenkleeding

Uiteraard worden aan beide groepen geheel verschillende eischen gesteld. In het algemeen is wol als eerste huidbedekking het meest gewenscht, hetzij geweven of gebreid (→ Kleeding). Voor een licht geïrriteerde huid kan half-wollen of katoenen flanel genomen worden. Door het geruwd oppervlak bezit katoenen flanel iets van het warmtebehoudend vermogen, hetwelk wol kenmerkt. In de wasch gaat dit geruwd oppervlak, en daarmede het warmtehoudend vermogen, echter geleidelijk verloren. Ook de teere huid van pasgeboren baby’s verdraagt niet altijd wol. Voor eerste huidbedekking worden dan ook meestal katoenen flanel, of gebreide nethemdjes van ongebleekt katoen genomen.

De tweede groep wordt vnl. bepaald door persoonlijke levensomstandigheden. Voor plattelandsbewoners en arbeiders zal stevige, ongebleekte hemdenkatoen en zware, ongebleekte broekenkeper gewenscht zijn. Broeken evenals borstrokken worden dikwijls machinaal gebreid. Het boezeroen, een tweede hemd, van stevig, gekleurd en waschecht katoen, is een onderdeel van de arbeiderskleeding. Wordt geen boezeroen gedragen, dan komt in plaats daarvan het overhemd, dat, aanvankelijk uit wit linnen of katoen, thans in allerlei kleuren, dessins en textielstoffen wordt gedragen. Voor officieele heerenkleeding is echter het witte hemd met gesteven borst nog altijd voorschrift.

Voor vrouwen-en meisjesondergoed, met een Franschen verzamelnaam als lingerie aangeduid, wordt tegenwoordig veel tricot gebruikt. Chemises, camisoles, directoirs en onderjurken worden vervaardigd uit katoenen, kunstzijden en zijden weefsel of tricot. Chemise, camisole en directoir zijn Fr. benamingen voor hemd, borstrok en broek. Chemise en camisole hebben denzelfden grondvorm, doch laatstgenoemde is korter. Worden beide gedragen, dan is meestal de camisole de eerste huidbedekking en neemt dan de plaats in van het flanel. De directoir verschilt in model met de gewone broek. Eerstgenoemde heeft geen boorden en banden als sluiting, doch een schuif met elastiek, geheel rondom de taille of alleen aan den rugkant. Men draagt onder- en overdirectoirs tezamen. De eerste zonder eenige garneering, de laatste dikwijls zeer luxueus. De chemise-enveloppe, een onpractisch kleedingstuk, is een zeer kort hemd, waarbij voor-en achterkant aan de onderzijde door een klepje, bij wijze van broekkruis, verbonden worden. De luxe in damesondergoed openbaart zich vnl. in materiaal en bewerking. Een hemd, directoir, onderjurk en nachthemd of pyama (een stel) uit hetzelfde materiaal heeft dan ook dezelfde motieven en versieringswijze. In de kostbare soorten komt nog veel handwerk voor (buitenlandsche import en dikwijls huisindustrie). De plattelandsvrouwen houden nog veelal vast aan de stevige baaien onderrokken en dito broeken. Constateert men over het algemeen in de heerenonderkleeding nog een teveel, bij de damesonderkleeding kan eerder van een te weinig gesproken worden. Zie verder ook → Kleeding enNetgoederen. J. Ruiten.

< >