Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 29-10-2019

Omajjaden

betekenis & definitie

In het algemeen: de voornaamste clan der → Koraisjieten, afstammend van Omajja ibn Abd Sjams; doch meer speciaal: de dynastie der kaliefen, die 661-750 te Damaskus regeerden, beginnend met → Moeawija. Met hem werd het kalifaat een koningschap met op den achtergrond schuiven van het geestelijk aspect; ook de erfopvolging wist hij door te zetten. Van het begin af hadden de O. te kampen met den tegenstand der Alieden, die hen als usurpators van het kalifaat ten koste van Ali en zijn nakomelingen beschouwden. Ook de naijver van Irak en Arabië op Syrië, nu middelpunt der politieke macht geworden, het groeiend verzet der godsdienstige kringen, vooral te Medina, alsmede de oude staman tagonie onder de Arabieren, waren een bron van woeling en oproer.

Toch wist de staatsmanskunst van Moeawija hierover te zegevieren en onder Abd al Malik (685-705) werd, vooral door toedoen van zijn helper al-Hadzjdzjadzj, het kalifaat vrijwel een absolute monarchie. → Sji'ieten en → Charidzjieten waren gedwongen hun vijandige werkzaamheid in het geheim uit te oefenen. De O.-heerschappij, onder Hisjam (724-743) op het toppunt van haar macht, ging daarna in enkele jaren snel bergafwaarts, totdat het oproer vanuit Chorasan zich verbreidde en de troepen van Abbasieden en Sji'ieten Marwan II versloegen en doodden (750). Aan de volledige uitmoording der O. ontsnapte slechts Abd ar-Rahman naar Spanje, waar hij een van Bagdad, de nieuwe residentie der kaliefen, onafhankelijk emiraat te Cordoba vestigde. De achtste uit deze nieuwe O.-dynastie, Abd ar-Rahman III (912-961), onder wiens regeering de bloeitijd van Mohamm.

Spanje valt, nam den titel van kalief aan. Het verval, dat begin 11e eeuw inzette, eindigde in een algemeene onafhankelijkheidsbeweging der vsch. Spaansch-Mohamm. rijkjes en een spoorloos verdwijnen van den laatsten O.-kalief Hisjam III (1031).Lit. : vsch. studies v. Lammens in Mélanges de la Faculté oriëntale de Beyrouth; J. Wellhausen, Das Arab. Reich und sein Sturz (1902); R. Dozy, Hist. des Musulmans d’Espagne (21931). Zoetmulder.

< >