Natuurlijke streek in het N. van het groothertogdom Luxemburg; voortzetting van de Ardennen; opp. 828 km2, ca. 40 000 inw. De Zuidgrens loopt ten N. van Redange, Ettelbrück en Diekirch (→ Gut land).
Deze streek bestaat uit Primaire, geplooide gesteenten (waarvan vele als straatkeien en als leien ontgonnen worden) en moerassige gedeelten (→ Hooge Venen). In het Z. gedeelte heerscht wat meer verscheidenheid; de schiervlakte is er niet zoo eentonig is er niet zoo als in het Noorden, omdat de bijrivieren van de Moezel er ingesneden dalen hebben uitgespoeld, nl. die van de Sauer, Our, Clerf, Wiltz, welke tevens van aanzienlijk toeristisch belang zijn.
De O. is vooral in het Z. bedekt met uitgestrekte wouden, die rijk zijn aan wild.In tegenstelling met het vruchtbaar Gutland, heeft de O. een guur klimaat en een geringe vruchtbaarheid, met weinig landbouwcultuur, veel bosschen en een stijgende veeteelt. De meest bezochte toeristische centra zijn:→ Vianden,→Clerf,→Esch a. d. Sauer, → Wiltz, met hun indrukwekkende insnijdingsdalen, hun romantisch gelegen ruïnes en hun dicht beboschte omgeving.
Lit.: Uitg. v. h. statistisch ambt te Luxemburg; N. Ries en R. Hansewer, Le beau pays de Luxembourg; A. Demangeon, Belgique, Pays-Bas, Luxembourg (in: Géogr. Universelle, Parijs 1927).
V. Asbroeck.