Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 16-10-2019

Oehoe

betekenis & definitie

(Bubo ignavus), de grootste der uilen. Kleur: een mengeling van licht en donkerbruin; de verlengde oorveeren vormen twee sierlijke kuijes.

Lengte: ca. 70 cm. Bewoont de dichte bosschen en rotsen van Duitschland.

Wordt daar zeldzaam. Voedsel: muizen, hazen, konijnen en vogels.

De o. is een zeer gezochte jachtvogel voor de → jacht met de schuilhut. Ook in Ned., waar de o. in het wild niet voorkomt, wordt hij wel voor dezen vorm van jacht gebruikt.

< >