(zie Gr. okto èchoi = acht toonaarden) (muziek), reeds in de 4e eeuw gebruikt voor een organisch systeem van 4 kerktonen, die in dubbele ligging voorkwamen, dus practisch 2x4 = 8 kerktonen vormden; van Syrischen oorsprong. Vrij spoedig reeds bracht men dit systeem in verbinding met de Grieksch-Romeinsche modus-leer.
Vanaf ca. 726 ook de naam van het boek, waarin door S. Joannes Damascenus de veranderlijke gezangen der Byzantijnsche liturgie in orde der acht kerktonen zijn opgenomen.
Tegenw. in de Byzant. liturgie is O. dat deel van brevier, dat den tijd na Pinksteren omvat.Lit. : Jeannin, Mélodies liturg, syriennes et chaldéennes. 1. Introd. musicale [Parijs z. j. (1924)]; Ursprung, Die kath. Kirchenmusik [Potsdam z.j. (1931)]. Bruning.