is in de scheikunde een wijze van aanduiden van de sterkte van een oplossing; deze heet één normaal (1 N), wanneer zij per liter één aequivalent opgeloste stof bevat. Daarnaast spreekt men van dubbelnormaal, 1/10, 1/100 normaal, enz. „Aequivalent” is hier een begrip, dat afhangt van het doel, waarvoor de oplossing gebruikt wordt.
In de practijk van de maatanalyse levert dit geen bezwaar op, maar voor meer theoretische beschouwingen gebruikt men tegenw. liever het begrip „molariteit”: een oplossing is één molair, wanneer zij één grammolecuul stof per liter bevat. Zernike.