Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 16-10-2019

Noodweer

betekenis & definitie

(moraaltheologie) is het aanwenden van geweld tot afweer van een actueelen en onrechtvaardigen aanval, gericht op een rechtmatig en betrekkelijk aanzienlijk goed, dat men op een andere wijze niet doelmatig kan verdedigen. In die bepaling liggen de voorwaarden besloten, die voor het uitoefenen van het recht van n. gesteld zijn.

1° Er moet een onmiddellijk dreigend gevaar zijn.
2° De aanval moet onrechtvaardig zijn. Het is echter niet vereischt, dat de aanvallende persoon toerekenbaar is voor zijn daad of zich van zijn schuld bewust is. Ook tegen den aanval van een krankzinnige mag men zich verdedigen.
3° De goederen, die in aanmerking komen tot verdediging door geweld, zijn alleen de rechtsgoederen: het leven, de integriteit van het lichaam, eerbaarheid, vrijheid, eigendom. Het moet daarbij gaan om een betrekkelijk aanzienlijk goed, dat kan opwegen tegen het nadeel, dat men aan den aanvaller berokkent.
4° De aanwending van geweld mag alleen geschieden, als er geen andere middelen zijn om aan het gevaar te ontkomen of om den aanvaller onschadelijk te maken. Ook mag er slechts zooveel geweld gebruikt worden, als noodig is voor de doelmatige verdediging van het rechtsgoed. Daarbij moet men zich enkel laten leiden door de gedachte der verdediging; alle motieven van haat en wrok moeten uitgesloten zijn.

Zijn die voorwaarden verwezenlijkt, dan is de n. het eenig geëigend middel om zijn recht te verdedigen en dan is zij volkomen geoorloofd: het recht van n. is de noodzakelijke consequentie van het recht op het leven of andere rechtsgoederen; hierin ligt vanzelf opgesloten het recht om ze te verdedigen tegen schending.

Lit. : O. Schilling, Lehrb. d. Moraltheologie (II 1928, 361); A. v. Overbeck, in Staatslexikon (III 1929, 1640); verder alle handboeken van moraaltheologie en -philosophie. A. Janssen.

Nederlandsch recht. Volgens art. 41 W. v. Strafrecht is niet strafbaar hij, die een feit begaat geboden door de noodzakelijke verdediging van eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed tegen oogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding. Dit bevat de definitie van n.: met eenige beperkingen. De voornaamste beperking bestaat in de zgn. moderatio inculpatae tutelae (Rom. recht, Can. recht), d.w.z. een matiging van n. (als verweer van recht tegen onrecht, in nood door den particulier te voeren), vereischt om het verweer schuldeloos te maken. De verdediging moet (redelijkerwijze) noodzakelijk zijn, en de ter verdediging verrichte handeling moet eveneens (redelijkerwijze) geboden zijn.

Pompe Belg. recht. Volgens art. 416 van het W. v. Str. is n. een rechtvaardigingsgrond, die het wederrechtelijk karakter ontneemt aan zekere misdrijven. In het Belg. recht is n. geen alg. rechtvaardigingsgrond; alleen doodslag, slagen en verwondingen kunnen gerechtvaardigd worden door noodweer. De vier bovengenoemde voorwaarden, door de moraaltheologie gesteld, worden ook door de Belgische wet vereischt. De rechtspraak neemt eensgezind aan, dat men niet verplicht is te vluchten, doch een aanslag op goederen, zonder gewelddaden op personen, kan geen aanleiding geven tot n. Er is echter een wettelijk vermoeden van n.:

1° Indien het feit wordt begaan bij het afweren bij nacht van de beklimming of van de braak van de afsluitingen, muren of toegangen van een bewoond huis of appartement of van hun aanhoorigheden.
2° Indien het feit plaats heeft bij de verdediging tegen de daders van diefstal of plundering met geweld tegen personen gepleegd.

Lit. : Simons, Traité Pratique de la Légitime Défense (Brussel 1912). Collin.

Voor het recht van staten op noodweer, zie → Oorlogsrecht.

< >