(Lat.) = niet willende, wel willende; goed- of kwaadschiks. Deze niet-klassiek Lat. vorm is waarsch. ontstaan naar aanleiding van St.
Augustinus’ Retract. 1,13,5 (Migne, Patrol. Lat.
XXXII, 604): „de mensch, die niet doet, wat hij wil, wanneer de vleeschelijke begeerte tegen den geest strijdt, heeft wel een verlangen, maar wil het niet volgen. . . .; maar als de begeerte hem te sterk wordt, wil hij in de begeerte toestemmen...”. C.
Brouwer