In Ned. werd dit college ingesteld bij K.B. van 4 Sept. 1919, achtereenvolgens gewijzigd bij K.B. van 7 April 1921, 18 Febr. 1926 en 27 Juli 1934, op grond van de overweging, dat het toenmalige dept. van Landbouw, Nijverheid en Handel en de vier alg. vereenigingen op het gebied van nijverheid (Mij. van Nijverheid, Ver. van Ned. Werkgevers, R.K.
Werkgeversvereeniging en Christel. Werkgeversvereeniging) behoefte gevoelden aan samenwerking zoowel onderling als met de regeering.
De aan den N. opgedragen taak bestaat in het behandelen van aangelegenheden van commercieel-econ. of techn. aard en daaromtrent overleg te plegen met of voorstellen te doen aan de ter zake bevoegde ministers en zoodanige colleges, autoriteiten en ambtenaren als daarvoor naargelang van den aard van de onderwerpen in aanmerking komen. Het college is samengesteld uit een voorzitter en vertegenwoordigers van de boven genoemde vereenigingen.In België werden n. opgericht, onder den naam Nijverheids- en Arbeidsraden, door de wet van 17 Aug. 1887, ten einde de bedrijfsgenooten in de gelegenheid te stellen de gemeenschappelijke belangen van hun bedrijf te bespreken en door dit contact mogelijke geschillen te voorkomen. Rekening houdende met de hun toegekende bevoegdheid en de actiemiddelen, waarover zij beschikten, hebben deze N. nuttig werk geleverd. Op 31 Dec. 1898 bestonden er in België 78 N. met in totaal 300 afd. volgens de vsch. nijverheidstakken. De omschrijvingen, welke deze N. omvatten, gingen toen over een bevolking van 3 095 638 inw. of nagenoeg de helft der totale landelijke bevolking.
De N. werden echter uit het oog verloren én door de regeeringen én door de arbeidersorganisaties. Op 23 Jan. 1907 werd een ontwerp van wet in de Kamer van Volksvertegenwoordigers neergelegd tot wijziging der bestaande wet; daar er kort nadien een Kamerontbinding volgde, werd dit ontwerp nooit meer ter bespreking gebracht in het parlement.