noemt men in een muziekstuk de tonaliteiten, die in eenig familieverband tot de hoofdtoonsoort staan; het nauwst verwant zijn dominant, onder-dominant, paralleltoonaarden van grondtoon en dominanten, alsmede de gelijknamige mineur of majeur, naargelang het een stuk in majeur of mineur betreft.
de Klerk.