(volkenrecht), ook onzijdigheid genoemd, als volkenrechtelijk begrip ontstaan nadat de middeleeuwsche idee van saamhoorigheid der staten verdwenen is; dus met den vrede van Westfalen. De Groot brengt nog naar voren, dat een neutrale staat niets mag doen wat een versterking is voor een oorlogvoerende, wiens zaak onrechtvaardig is, en aan een oorlogvoerende, wiens zaak rechtvaardig is, niets in den weg mag leggen.
In de 18e eeuw volgt een verdere ontwikkeling, die hoofdzakelijk hierin bestaat dat n. volledige afzijdigheid van den oorlog beteekent. Geen der partijen mag gesteund worden.N. werd niet altijd geëerbiedigd. Daarom op het eind van de 18e e. de gewapende n. onder leiding van Rusland. In de 19e e. is het begrip veel scherper naar voren gekomen. Het is moeilijk er een omschrijving van te geven, daar het karakter van den oorlog zelf in de 20e e. geheel veranderd is en derhalve ook de n. Hoofdzakelijk moeten, gelijk François opmerkt, twee punten naar voren komen voor de neutrale staten:
1° Onthouding van steun door den onzijdige ten behoeve der krijgsoperaties, en
2° Volstrekte onpartijdigheid van de onzijdige regeering t.a.v. de oorlogvoerenden.
Daartegenover hebben de oorlogvoerende staten de verplichting van het eerbiedigen van het grondgebied, de personen en de goederen van den neutralen. Regels zijn gegeven in het 5e en 12e verdrag van de 2e Vredesconferentie van Den Haag (1907). Daarin wordt vooropgesteld, dat het grondgebied van een onzijdigen staat onschendbaar is en de onzijdige alles moet in het werk stellen om te beletten, dat zijn land gebruikt wordt als operatieterrein, of dat op haar gebied troepen of oorlogsschepen uitgerust worden. Vandaar de verplichting tot interneering. Een open vraag is in hoeverre n. met het volkenbondspact te vereenigen is. Te bedenken is, dat er altijd wel oorlogen zullen zijn, waarbij niet alle leden van den volkenbond betrokken zullen zijn.
N. zal bij voortschrijden van de denkbeelden van statensaamhoorigheid moeten verdwijnen. Niemand was verplicht neutraal te blijven, tenzij zulks internationaal vastgelegd was, zooals bijv. voor Zwitserland en vroeger België. Ook zijn er gebieden, die permanent-geneutraliseerd zijn, bijv. Moresnet, dat na den Wereldoorlog bij België kwam. Vgl. ➝ Neutrale zone.
Lit.: Politis, La neutralité et la paix (1935); François, Handb. van het Volkenrecht (II).
L. Janssens.
Neutraliteit van België Op de conferentie van Londen proclameerden de groote mogendheden door de protocollen van 20 en 27 Jan. 1831 de permanente n. en de onschendbaarheid van België (art. 5). Anderzijds zal België deze n. handhaven tegen wien ook (art. 6). In het verdrag der 18 art. werd deze n. op aanvraag van Leopold nader omschreven. Het verdrag van 1839 bepaalt enkel: „België zal een onafhankelijke en permanent neutrale staat blijven. Het zal zijn verplichtingen als dusdanig tegenover de andere staten naleven”. In den oorlog van 1870 werd de n. van België door beide oorlogvoerende partijen geëerbiedigd; in 1914 werd zij door Duitschland geschonden. Dientengevolge verviel de bepaling van 1839.
Na de opzegging der ➝ Locarno-verdragen van 1925 door Duitschland in 1936 hebben Engeland en Frankrijk België’s onschendbaarheid gewaarborgd (1937), zonder dat het zijnerzijds verplicht is genoemde landen tegen een aanval bij te staan. In zoo verre heeft België dus nog een contractueele neutraliteit, welke verschilt van die van bijv. Nederland, dat een politiek volgt van geen-partij-kiezen, maar geen contracten daaromtrent met wien ook gesloten heeft.
Lit.: Em. Banning, Les Origines et les phases de la neutralité Belge (Brussel 1927); Ed. Deschamps, La neutralité de la Belgique (1902).