1o Alfred, Duitsch roman- en tooneelschrijver van neo-Romantische richting. * 15 Oct. 1895 te Lautenburg. Kleistprijs (1926).
Voorn. werken: Die Brüder (1924); Der Patriot (1925) ; Der Teufel (1926); König Haber (1926); Rebellen (1929) ; Der Held (1930); Narrenspiegel (1932).
2o Carl Gottfried, Duitsch wis- en natuurkundige; zoon van 3°. * 7 Mei 1832 te Koningsbergen, ♰ 27 Maart 1925 te Leipzig, waar hij sinds 1868 prof. was. Van hem is de theorie over de logarithmische potentiaal. Verder liggen zijn verdiensten op het gebied van de theorie der bolfuncties en van de mathemathische physica.
Werken: Allg. Untersuchungen über das Newtonsche Prinzip der Fernwirkungen (1896): Die elektr. Krafte. J.v. Santen.
3o Franz Ernst, natuurkundige; vader van 2°. * 11 Sept. 1798 te Joachimsthal, ♰ 23 Mei 1895 te Koningsbergen, waar hij sinds 1829 prof. was. In 1835 verscheen zijn elasticiteitstheorie van het licht, in 1841 een theorie over de dubbele breking in lichamen, in 1845 over electrodvnamische potentiaal, in 1847 over magnetische inductie. Hij had vele groote leerlingen.
Lit.: Luise Neumann, Fr. N. (1904). J.v. Santen.
4o Friedrich, Germanist. * 2 Maart 1889 te Wilhelmshöhe bij Kassei. Hoogleeraar te Göttingen.
Voorn. werken: Gesch. des neuhochdeutschen Reimes (1920) ; Der Altonaer Joseph und der junge Goethe (1925).
5o Johann Balthasar, architect. Gedoopt 30 Jan. 1687 te Eger, ♰ 18 Juli 1753 te Würzburg. Meester van de Duitsche Barok. Zijn hoofdwerken zijn: bisschoppelijk slot te Würzburg, slot Werneck, gedeelten van het slot te Bruchsal, trappenhuis in het slot te Brühl. Verder vele kerken en kloosters, o.a. te Oberzell, Vierzehnheiligen (zie afb. 3 op de pl. t/o kol. 544 in dl. IX), Neresheim. Zie ook de afb. bij het art. → Grafkapel. v. Embden.
6o Karl, Duitsch historicus en geograaf. * 27 Dec. 1823 te Koningsbergen, ♰ 29 Juni 1880 te Breslau. Gaf o.a. colleges in de geographie van het Middellandsche-Zeegebied en verdiepte daardoor de kennis van dit landschap.
Werken o. a. : Die Hellenen im Skythenlande (I 1855); Gesch. Roms wahrend des Verfalls der Republik (2 dln. 1881-’84); Physikal. Geogr. von Griechenland mit bes. Rücksicht auf das Altertum (met den geograaf Joseph Partsch, 1885).
7o Ludwig, Duitsch geograaf. * 19 Mei 1854 te Pfullendorf (Baden), ♰ 21 Mei 1925 te Garmisch. N. was 1891-1919 prof. in de geogr. te Freiburg (in Br.); hij bereisde Rusland, Spanje en Algerië.
Werken: Die deutsche Sprachgrenze in den Alpen (1885); Orometrie des Schwarzwaldes (1886); Landeskunde des Grossherzogt. Baden für Schulen (1888); Die deutschen Gemeinden in Piemont (1891); Europa (met Philippson, 1894) ; Lehrb. d. Geographie (1897); Mathem. Geographie und Kartennetzentwurfslehre (1923).
8o Stanislav K., Tsjechisch impressionistisch dichter, van communistische strekking. * 5 Juni 1875 te Praag. N.’s lyriek, vooral gevoed met thema’s ontleend aan het proletariërsleven van de groot-stad, doet gezwollen oratorisch aan; de geest is uitgesproken heidensch. Indrukwekkend is het werk door de herinnering aan den Wereldoorlog ingegeven. Baur.
Voorn. werken: Sen o zástupu zoufajicich (Droom der vertwijfelden, 1903); Kniha lesu, vod a stráni (Het boek van woud en water en bergweide, 1914); Nove zpevy (Nieuwe zangen, 1918); Trieet zpevu z rozvratu (Dertig zangen van verval, 1919).
9o Teresia, gestigmatiseerde vrouw te Konnersreuth (in Noord-Beieren). * 9 April 1898 te Konnersreuth. In haar jeugd een sterk gezond meisje, bij het blusschen van een brand door te groote inspanning ziek geworden, verlamd en blind. De geneesheeren wisten echter geen voldoende verklaring voor haar ziekte (ruggemerg-ontsteking?), zoodat de uitkeering voor de ongevallen-verzekering aan haar in 1922 werd toegekend als ernstige hysterica. Ter gelegenheid van de zalig- en heiligverklaring van de H. Teresia van Lisieux, tot wie zij groote vereering heeft en die zij ook in extatischen toestand zag, werd zij in 1923 van haar blindheid, in 1925 van haar andere kwalen genezen. In de Vasten van 1926 ontving zij de vijf wonden, terwijl zij elken Vrijdag, tenzij deze op een bijzonder feest of onder het Octaaf daarvan valt, van middernacht tot ongeveer den middag geheel het H. Lijden des Heeren aanschouwt en medelijdt. Zeer dikwijls heeft zij ook visioenen uit het leven van heiligen, doet vaak buitengewoon verrassende mededeelingen aan personen over hun geestesgesteltenis, gevoelt slechts enkele uren per week behoefte aan slaap, onthoudt zich sinds Kerstmis 1926 van alle spijs en drank behalve van de bijna dagelijksche H. Communie, is zwak, doch niet ziek, doet lichte huiselijke werkzaamheden, bidt veel, bezoekt en verzorgt de zieken van het dorp, verzorgt de altaren in de kerk en leeft overigens teruggetrokken bij haar ouders. Zij ontvangt, bij voorkeur Donderdags, zeer vele personen uit alle deelen der wereld, doch niemand wordt bij haar toegelaten dan na vertoon van een toelating van den bisschop van Regensburg.
Haar gesprekken, de houding harer omgeving en de invloed, welke van haar uitgaat, zijn stichtend. Er is geen reden, aan bedrog te denken. Alle laster over haar is bij onderzoek volkomen ongegrond gebleken. Zij is het onderwerp van veler belangstelling geworden, een teeken van tegenspraak. Tegenover een groep, die haar vijandig staat, staan ook groepen, die haar beteekenis overdrijven, als propagandisten van haar optreden, alsof haar merkwaardig leven een heel bijzondere waarde heeft voor de bevestiging en verbreiding van het Kath. Geloof.
Zij eischen een klinisch onderzoek, een uitspraak der Kerk over het al dan niet bovennatuurlijk karakter harer merkwaardige verschijnselen. Het is niet juist, de beteekenis van zulke feiten te overdrijven. De Kerk steunt op solieder basis en beschouwt deze verschijnselen als van private beteekenis, waaruit niettemin voor velen groote stichting is te putten; over het wonderbaar karakter der verschijnselen spreekt zij zich liever niet uit. Zij waakt slechts voor misbruik en oefent toezicht uit om dit te voorkomen. Men kan vrij naar Konnersreuth gaan en zal er veel moois en goeds zien, en leeren meer aandacht aan het Lijden des Heeren te schenken als bron van vele deugden. Hoewel de verschijnselen als voedsel onthouding, visioenen, stigmatisatie ook onder invloed van eigen of anderer suggestie kunnen optreden, hier dus een reden is, zeer voorzichtig te zijn, is de aard en overmaat dezer verschijnselen in Konnersreuth zoo bijzonder en overvloedig en zoo door een richting naar God gekenmerkt, dat er tevens reden is, hier aan een bijzondere inwerking Gods te denken.
Lit.: F. Gerlich, Die Stigmatisierte von Konnersreuth (2 dln. 1929); L. Witt, Konnersr. im Lichte d. Religion u. Wissenschaft (2 dln. 1929); R. W.
Hynek, Konnersr. à la lumière de la Science médicale et psychol. (1929); R. Leiber S.J., Konnersr. Tatsachen und Grundsatze (1928); Kapl. Fahsel, Konnrsr., Tatsachen u. Gedanken (1931); Wunderle-Mager, Um Konnersr., neueste religionpsychol. Dokumente (1931); P.
Masoin, Th. N. et autres stigmatisées, Etude de critique médicale (in: St. Luo Médical, 1933); Douleur et stigmatisation (in: Etudes Carmélitaines, Oct. 1936); M. Stoks C.s.s.R., Het Kruismysterie van Konnersr. (21929); A. Huybers, Naar en rond Konnersr. (3e druk, z.j.); J. Deutsch, Het Raadsel van Konnersr., met voorw. v.
J. Th. Peters (1933); T. Brandsma 0. Carm., Mystiek en Pseudo-Mystiek (in: R.K. Artsenblad, 1929); T.
Brandsma O. Carm., T. N. von Konnersr. (in: Het Schild, 1931). Brandsma.