(van bladeren). De stevigheid van de bladeren is te danken aan de bladnerven.
Deze bestaan uit een centraal gelegen vaatbundel, waardoor de stoffen getransporteerd worden, en een scheede van sklerenchym, een stevig mechanisch weefsel. Naar de wijze, waarop de nerven in het blad verloopen, onderscheidt men verschillende soorten van nervaturen.Netvormig geaderde bladeren hebben een of meer hoofdnerven, waaraan zijnerven ontspringen, die zich verder vertakken tot zeer fijne nerven of aderen, die netvormig met elkaar verbonden zijn en ten deele vrij eindigen in het bladmoes. Hiertoe behooren de veer- en handnervige bladeren, beide typisch voor de tweezaadlobbigeplanten.
Parallelnervige bladeren hebben meerdere hoofdnerven, die nagenoeg evenwijdig loopen in de lengterichting van het blad en aan den top daarvan samenneigen; dikwijls zijn daarbij de hoofdnerven door zwakkere nerven of anastomosen verbonden. Parallelnervige bladeren zijn typisch voor de eenzaadlobbige planten, bijv. tulp, palmen, grassen.
Bij vsch. varens en bij Gingko biloba zijn geen hoofdnerven te onderscheiden; de nerven zijn hier ➝ dichotoom, d.w.z. vorksgewijze vertakt. Bij vele naaldboomen zijn de bladeren slechts éénnervig.
Melsen.