(mythol.), Grieksche zeegod, voorgesteld als een mooie, serene, verstandige grijsaard, die samen met zijn zonen in de zeediepten een grot, die straalt van licht, bewoont. Zijn 50 (volgens latere opgave: 100) dochters, de Nereïden, waarvan Amphitrite, Thetis en Galatea de meest bekende zijn, waren eveneens welwillende zeegodheden.
De Antieke kunst vond in N. en zijn dochters een zeer geliefd thema, dat vaak bij onderwerpen, waarbij een zeereis te pas kwam, behandeld werd. In de vazenkunst gaat de evolutie van de gekleede (6e en 5e e.) naar de gedeeltelijk naakte (4e e.) Nereïden-voorstelling.
De golvende kleeren met sluiers en windenspel maakten de Nereïden tot een geschikt onderwerp voor de plastische kunst (monument Xanthos). Zeer veel is verloren gegaan, o.m. het beroemde beeld van Scopas, waarover Plinius getuigt.
Invloed van Scopas verraadt de Hellenistische, te Ostia in 1919 gevondene Nereïde. In tuinen en voor fonteinen kwam de Nereïden-voorstelling vaak voor.
Romeinsch is de Nereïdefiguur als naakte vrouw met vischstaart. Vgl. ➝ Neptunus.
E. De Waele.