(➝ Lat. nepos = kleinzoon, nakomeling; ltal. nipote) noemt men het buitenmate bevoordeelen van verwanten door kerkelijke en wereldlijke waardigheidsbekleeders bij het verleenen van betrekkingen, met voorbijgaan van wie daarop krachtens hun verdiensten meer aanspraak zouden kunnen maken. Zie ook ➝ Correspondentie (2°), alwaar ook lit.-opg.
Vooral bij de pausen is het woord gebruikt en wel voor twee vormen: het geven van geld en waardigheden of het omvormen van een stuk van den Kerkel. Staat tot zelfstandig vorstendom onder een bloedverwant. Maakte Pius V (✝ 1572) aan den tweeden vorm een einde, Innocentius XII onderdrukte het n. voorgoed in 1692 door de bulle „Romanum decet pontificem”. Vooral onder de Renaissance-pausen was familieregeering sterk verbreid.
J.D.M. Cornelissen/Wachters.