Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 16-10-2019

Nègèb

betekenis & definitie

(Hebr., = droog land), bijbelsche naam voor de landstreek, die zich ten Z. van Hebron uitstrekt tot aan de woestijn Sin (Kadesj) en de Golf van Akaba. Wegens de weinige bronnen en den zeldzamen regen is de N. slechts sporadisch cultiveerbaar en over het geheel alleen voor weidegrond geschikt.

Blijkens de ruïnen van Ain el-Kedairat bij Cades Barnea, de teksten van Ras Sjamra en de praehist. sita in Adloedzj en Ain el-Keseimeh, had de N. reeds vóór de bezetting door de Israëlieten een belangrijke politieke beteekenis en stond toen onder Egypt. invloed. De naam ngba, nagboe komt dan ook in Egypt. opschriften voor.

Door de Israëlieten werd de N. onder de stammen Juda en Simeon verdeeld. Het land raakte versnipperd, en werd het ideale operatie-terrein van Amalekietische, later Edomietische benden, die de gewichtige karavaanwegen, welke door de N. liepen, onveilig maakten.

Met de Romeinen kwam het bloeitijdperk van de N. De beschikbare watervoorraden werden op oordeelkundige wijze verdeeld en geëxploiteerd, zoodat het steppegebied inkromp ten gunste van het bouwland, en de bewoning kon toenemen.

Uit den Romeinsch-Byzantijnschen tijd dateeren de ruïnen van el-Chalasa, er-Roechebeh, el-Audzja, es-Sbeita en Abdeh. Onder de Arabieren verviel de N. weer tot onvruchtbaarheid, zoodat de landstreek nu alleen door Bedoeïnen bewoond wordt, met uitzondering van de oasen.

Alleen Bersabee (Bir es-Seba') is een stad van eenige beteekenis geworden.Lit.: zie ➝ Palestina.

A. v.d. Born.

< >