Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 16-10-2019

Nawerking

betekenis & definitie

1° (biologie) een → modificatie, die, wanneer de omstandigheden, waaraan zij haar ontstaan te danken had, opgehouden hebben te bestaan, nog één of meer generaties kan nawerken.

2° Magnetische nawerking is het verschijnsel, dat de magnetische inductie B, nadat de veldsterkte H is aangelegd, niet direct de bij H behoorende waarde aanneemt, maar eerst na eenigen tijd (bijv. enkele seconden) deze waarde asymptotisch bereikt. Dit verschijnsel treedt vooral bij magnetisch weeke materialen op en wel hoofdzakelijk in het steile deel der magnetiseeringskromme. Elenbaas
3° Thermische nawerking. Veel lichamen, bijzonder de vaste, ondergaan, ook binnen het gebied der regelmatige thermische uitzetting, zekere innerlijke veranderingen, waardoor zij, bij afkoeling tot hun oorspronkelijke temperatuur, niet meer of ten minste zeer langzaam hun oorspronkelijk volume aannemen. Voor die lichamen is dus de thermische uitzetting niet volkomen omkeerbaar. De thermische n. kan storend optreden bij nauwkeurige metingen met vloeistofthermometers, omdat de meeste glassoorten er aan onderhevig zijn; bijv. het vriespunt van een thermometer uit gewoon thermometerglas kan door een eerste verwarming tot 100° C een verlaging ondergaan van 0,5° C; bij een thermometer uit Jena-glas is die verlaging maar 0,09° C. De blijvende thermische nawerkingsverschijnselen kunnen, bij de metingen over de thermische uitzetting, doorgaans vermeden worden door de lichamen gedurende langen tijd te verwarmen op een temperatuur, die een weinig hooger is dan die, in welker nabijheid de meting wordt uitgevoerd. Scheikundig enkelvoudige lichamen, bijv. de zuivere metalen, zijn zeer weinig onderhevig aan de thermische n., zoodat zij bij metingen over de therm. uitzetting mag verwaarloosd worden. J. Wouters

< >