(theol.) Onder een staat van de natuur verstaat de theologie een min of meer standvastigen toestand der menschelijke natuur in verhouding tot het einddoel van den mensch. Er worden vijf staten genoemd:
1° De staat der oorspronkelijke rechtvaardigheid (iustitiae originalis). De mensch is hierin door de genade en de buitennatuurlijke gaven van den staat der ongerepte natuur (zie 2°) op volmaakte wijze gericht op een bovennatuurlijk doel.
2° De staat der ongerepte natuur (naturae integrae). Hierin is de natuur met zulke (niet tot de natuur behoorende) gaven verrijkt, dat zij op volmaakte wijze haar natuurlijk einddoel kan bereiken. De mensch kan hierin leven zonder te zondigen of andere fouten te maken.
3° De staat der zuivere natuur, der natuur zonder meer (naturae purae). Hierin zijn noch de bovennatuurlijke genadegaven noch buitennatuurlijke gaven aanwezig en ook is de natuur slechts gericht op haar natuurlijk doel.
4° De staat der gevallen natuur (naturae lapsae). Dit is de staat, waarin de natuur moest geraken na den zondeval, waardoor zij beroofd werd van de genade en de buitennatuurlijke gaven. Bovendien kreeg de natuur daardoor een neiging tot zonde en werd de hemel voor den mensch gesloten.
5° De staat der herstelde natuur (naturae reparatae). Om de verdienste van Christus wordt weer de mogelijkheid geboden om de genade te ontvangen en het bovennatuurlijke einddoel, den hemel, te verdienen en te bereiken.
God schiep den mensch in den staat van de oorspronkelijke gerechtigheid; door den val van Adam kwam de mensch in den staat der gevallen natuur; echter werd hem om de verdienste van Christus reeds terstond de mogelijkheid gegeven de genade te krijgen en den hemel te verdienen, hoewel de hemel gesloten bleef, tot Christus haar opende, waarna de staat der herstelde natuur volledig werkelijkheid is geworden. De staat der ongerepte natuur is mogelijk, maar nooit werkelijkheid geweest. De staat der natuur zonder meer heeft evenmin ooit bestaan. Luther, Baius en de Jansenisten ontkennen ten onrechte de mogelijkheid van den zuiveren n.
Lit.: zie de dogmatische handboeken bij het hfst. over den mensch. v. d. Putte