Volgens dit beginsel komt aan iedere natie van nature het recht toe om staatkundig een eenheid en een zelfstandigheid te zijn, met voorbijzien zelfs van hetgeen historisch is geworden.
Het n. werd het eerste geformuleerd in 1851 door den Ital. volkenrechtskundige Mancini. Cavour heeft het benut voor zijn strijd om de eenheid van Italië, Bismarck voor de eenheid van Duitschland. Tijdens den Wereldoorlog is dit beginsel vaak verkondigd in den vorm van het „zelfbeschikkingsrecht der volken”. Bij de vredestractaten van 1919 heeft het op de nieuwe staatkundige indeeling van Europa zeer sterken invloed gehad, o.a. voor het herstel van Polen en de Russische randstaten. Het n. kan in zijn absoluten vorm niet worden aanvaard. Het zou alleen juist zijn, indien de natie van nature een zedelijke rechtseenheid was en als zoodanig aan den staat voorafging.
De natie als zoodanig echter is zulk een eenheid niet. Men kan haar een logische eenheid noemen, maar geenszins een zedelijke, omdat zij geen maatschappelijk doel bezit. De natie als zoodanig roept dan ook niet de noodzakelijkheid van een maatschappelijk gezag op, zooals de zedelijke eenheid, bijv. de staat, dat wel doet. Van degenen, die tot dezelfde natie behooren, kan men hoogstens zeggen, dat ze als zoodanig de geschiktheid bezitten om een staatkundige eenheid te vormen.
Lit.: ➝ Natie.
Voor n. in het strafrecht, ➝ Internat. strafrecht.