Arrondissementshoofdstad in het dept. Aude (Zuid-Frankrijk, XI 96 E5), met ca. 32000 inw.
N. is door een 8 km lang kanaal met de zee verbonden, daar de kust steeds verder aanslibt. In de Oudheid was N. een voorname handelsstad, maar ook thans is er uitvoer van wijn, brandewijn, aardewerk, honing enz. via de voorhaven La Nouvelle.
Naast de Rom. ruïnes en de mooie Gotische huizen zijn belangwekkend: het voormalige aartsbisschoppelijke paleis, de basiliek St. Paul (13e eeuw) en de kathedraal St.
Just. Deze is belangrijk als monument der Zuid-Fransche Gotiek.
Begonnen werd de bouw in 1272, het prachtige koor voltooid in het midden der 14e e.; verder is de bouw blijven rusten.Heere.
N. heette in 118 v. Chr. Narbo Martius en was een aanzienlijke haven onder het Rom. keizerrijk, waar sedert de 5e eeuw vele Joden verbleven. Constantijn verhief N. tot hoofdstad van Gallia Narbonnensis. Chilbert overwon er 531 de West-Goten. In 1507 kwam het vice-graafschap N. aan de Fransche kroon.
Narbonne is een der oudste en voornaamste Zuid-Gallische bisschopszetels, waarsch. sinds eerste helft 3e eeuw. Ten tijde van Karel den Grooten strekte het metropolitaangebied van N. zich uit tot over de prov. van Tarragona. In 1317 moest N. den voorrang afstaan aan Toulouse, maar behield toch nog 10 suffraganen. In 1801 werd het aartsbisdom opgeheven en het gebied grootendeels bij Carcassonne, suffragaan van Toulouse, gevoegd.
Lit.: Lex. Theol. Kirche (VII 1935).
Franses.