1° Fridtjof, Noorsch zoöloog, poolreiziger en staatsman. * 10 Oct. 1861 te Store Fröen bij Oslo, ✝ 13 Mei 1930 te Lysaker bij Oslo. In 1888 trok N. als eerste dwars over Groenland,1893’95 maakte hij den voor de wetenschap zeer belangrijken pooltocht met de „Fram”; opbootsleden bereikte hij met Johansen een breedte van 86°14'.
N. leidde verder meerdere oceanographische expedities (in 1900,’08, ’10 en ’13). Op politiek gebied ijverde hij in 1905 voor de losmaking van de personeele unie met Zweden en de verheffing van Karei van Denemarken tot koning van Noorwegen.
Van 1906 tot 1907 was hij gezant te Londen. Na den Wereldoorlog maakte hij zich verdienstelijk voor de repatrieering van krijgsgevangenen vooral uit Siberië.
Als hooge-commissaris van den Volkenbond zorgde hij voor Russische, Grieksche en Armeen sche emigranten; voor zijn vredeswerk kreeg hij in 1922 den Nobelprijs.Werken: Auf Schneeschuhen durch Grönland (2 dln. 1891); In Nacht u. Eis (3 dln. 1898); The Norwegian North Polar Exped. Scientilie Res. (6 dln. 1900-’06); Siberien (1914); Spitsbergen (1921); Rusland und der Friede (1923); Betrogenes Volk (1928).
Lit.: V. Enzberg, N.’s Erfolgen (1909) ; Wartenweiler, Fr. N. (1930). De Visser.
2° Peter, Deensch romanen tooneelschrijver van Fransch-naturalistische inspiratie. * 20 Juli 1861 te Kopenhagen, ✝ 31 Juli 1918 te Mariager. N. is de cynische uitbeelder van de oppervlakkig-moderne vrouwenpsychologie, vrij gewaand van elk ethisch vooroordeel, maar verstrikt in de slavernij van een elegante doch zieldoodende erotomanie. Streng voorbehouden. Baur.
Voorn. werken: Julies Dagbog (1893); Maria (1894); Judiths Aegteskab (1898); Troskabsproeven (1899); Guds fred (1895); Brödrene Menthe (1915).