(Lat.: Unguis), de hoornbedekking aan de toppen der vingers en teenen bij de menschen en de apen (voor de n. van andere dieren, zie ➝Klauw, 1°). Men kan aan een n. onderscheiden de nagelplaat, waarvan de voorrand vrij eindigt, de achterrand, de nagelwortel, zich achterwaarts in een inzinking van de huid, de nagelplooi, voortzet. Ook opzij zet zich deze huidplooi voort, zoodat de achterrand en zijranden zijn omzoomd door de huid.
Onder den vrijen voorrand bevindt zich de nagelzool, een weinig verhoornde strook, die de nagelplaat met de vinger- of teenballen verbindt. Met de ventrale zijde ligt de nagelplaat op het nagelbed. De groei van den n. geschiedt aan den achterrand, waar zich de nagelkiem bevindt.
Voortdurend sterven hier slijmlaagcellen af en verhoornen, zoodat van hier de aangroeiende nagelplaat langzaam over het nagelbed naar voren wordt geschoven. De groeizone teekent zich op den bovenkant af door het zgn. halve maantje. Van de andere hoornaanhangsels onderscheidt zich de n. door een dichtere opeenhooping van hoorncellen en door een geringer vochtgehalte.
Vgl. ➝Nagelziekten. L. Willems.Verzorging. Bij een goed verzorgde hand behooren goed verzorgde nagels. De n. moet niet te lang zijn (scheurt gemakkelijk, breekt af) en niet te kort (berooft vingertoppen van normale bescherming, geeft aanleiding tot ontsteking en etteringen). De meest elementaire principes der gezondheidsleer verlangen regelmatig schoonhouden der nagels. Het is van belang jeugdige kinderen al aan regelmatig poetsen der n. te doen wennen. Vuile n. zijn broedplaatsen van bacteriën.
In de cosmetiek noemt men verzorgen der vingernagels: manicure, der voetnagels: pedicure. In onzen tijd ontaardt de gewenschte normale nagel verzorging in niet zelden ongewenschte, soms ook onhygiënische modegrillen. Zoo ontstaan soms door het te veel terugduwen en mishandelen van den om de huid gelegen nagelrand hardnekkige ontstekingen. E. Hermans.