Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 16-10-2019

Nachtwake

betekenis & definitie

of wake (Lat. vigilia: wacht, nachtwake; vigiliae: doorwaakte nacht), in Christelijken zin: het doorbrengen van den nacht in gemeenschappelijk gebed, ter voorbereiding op de viering van den volgenden (feest)dag. Dit gebruik was nieuw.

De heidensche Oudheid kende slechts de nachtelijke viering van zekere feesten zelf (Lat. pervigilia ; Gr. pannuchides). De Joden kenden de viering van den aanvang van een feest ’s avonds tevoren (Sabbath; vgl. de instelling van het H.

Misoffer); zij kenden ook de persoonlijke godsvrucht van het bidden in het nachtelijk uur (Ps. 118.62, enz.; Act.16.25). Ook verwachtten zij de komst van hun Messias in den Paaschnacht.

De Christenen wisten, dat Hij dien nacht verrezen was, gelijk Hij ook in den nacht was geboren. In den nacht verwachtten zij ook Zijn wederkomst ten oordeel.

Eindelijk had Jesus zelf hen tot waken aangespoord (Lc.12.35-40, enz.). Vanaf het begin brachten zij dus den Paaschnacht in gezamenlijk gebed door, ook den Zondag- of Sabbathnacht, om dan ’s morgens vroeg de II.

Geheimen te vieren (Act.20.7-12). Spoedig werd dit waken echter meestal onderbroken: men vierde den aanvang en het einde, d.i. van middernacht tot aan den ochtend.

De regeling van den dienst: psalmzang, gebed, lezingen, leidde tot de vorming van een deel van het kerkelijk officie, nl. de Vespers, de Metten (oorspr.

Vigiliën genoemd en reeds in de 3e eeuw, in navolging van het krijgsgebruik, in tweeën of drieën verdeeld: ➝ noctumen) en de Lauden (oorspr. ➝ Metten geheeten): het ochtendgebed.

Zeer oud (2e eeuw?) is ook het gebruik een n. te verbinden met ➝ Martelaarsfeesten (ook wel met de terechtstelling zelf: S. Cyprianus) en met begrafenissen, en lang werd het Doodenofficie, bestaand uit Vesper, Metten en Lauden, Vigiliae Defunctoruin genoemd.

Misbruiken deden (sinds 5e-6e eeuw?) de openbare n. geleidelijk verdwijnen; zij werden eerst op den vooravond verschoven, dan op den geheelen voorafgaanden dag, waarop dan ook de oude nachtelijke vasten verplaatst werd (➝ Vigilie). Het bovengenoemd kerkelijk officie: het nachtkoor, verloor ook grootendeels zijn oude plaats sinds het, door de verspreiding der geestelijkheid, veelal niet meer gezamenlijk maar afzonderlijk gebeden werd; alleen in kloosters bleef het in den nacht.

Vgl. vsch. trefwoorden.Lit.: Callewaert, Liturgiae Institutiones, Tract. II de Breviarii Rom. Liturgia (Brugge 1931) ; Kellner, Heortologie (Freiburg ; Fr. vert. Bund, l’Année ecclésiastique, Parijs-Rome). Louwerse.

< >