Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 16-10-2019

Naarden

betekenis & definitie

Gemeente, stad en voormalige vesting in het Z.O. der prov. N.

Holland, aan de spoorlijn Amsterdam—Amersfoort (station Naarden-Bussum), de tramlijn Amsterdam—het Gooi. De groote verkeersweg Amsterdam—Amersfoort loopt niet meer door de stad, maar wel door het gemeentegebied.

Opp. 2050 ha, w.o. de woonwijken Bosch van Bredius, Valkeveen en Naardermeer. Ca. 7700 inw. (1936), waarvan 54% Prot., 25% Kath. [behoorend tot de parochies N. en Bussum (H.

Hart)], 1% Isr. en 20% onkerkelijk. Het inwonertal neemt sterk toe, vnl. door de vestiging van woonforensen (nabijheid van Amsterdam).

In N. is het theosophisch lyceum „Nardinclant”. Er is tuinbouw (boomen en bloemen: achteruitgaand; beetwortelzaad), landbouw, veeteelt, industrie (chemische fabriek, wasscherij, metaal-, hout- en kalkzandsteenind.) en tourisme (→Gooi).

Zie afb. op de plaat bij →Noord-Holland.Stedebouwkundig is N. van belang als voorbeeld van een Ned. gestichte stad uit de M.E. (na de verwoesting in 1350 is de herbouw geschied op maagdelijk terrein). Vandaar de regelmatige aanleg met twee elkaar rechthoekig kruisende hoofdstraten. N. is bovendien een zeldzaam voorbeeld van een nog gaaf bewaarde Ned. vestingstad. De verdedigingswerken (ca. 1685), ontworpen door Menno van Coehoorn, zijn buitengewoon omvangrijk en vertoonen zes bastions, omringd door een breede gracht, waarbuiten opnieuw versterkingen, wederom door een gracht omgeven. Bij het beleg van 1813 is het stadje ernstig door het Ned. geschutsvuur gehavend, waardoor thans het aantal nog bewaarde belangrijke oude gebouwen gering is.

De St. Vituskerk (2e helft 14e e.), waarin vele kerkconcerten plaatsvinden, heeft een zeer langen dwarsbeuk, een breed middenschip met houten overwelving en zijbeuken met steenen kruisgewelven, welke steun vinden in contreforten. Belangrijk zijn de schilderingen op bedoeld houten gewelf, alsook het gebeeldhouwd koorhek van 1531, een zeer interessant staal van de vroegste Ned. Renaissance-kunst. Het raadhuis (1G01) heeft twee naast elkaar staande trapgevels, opgetrokken in afwisselende lagen natuur- en baksteen. In het inwendige zijn vooral het fraaie voorhuis en de raadzaal van belang.

Verder zijn bezienswaardig het Comenius-museum; en het mausoleum van Comenius, hier 1670 begraven.

Geschiedenis. De oorsprong van den naam N. is niet met zekerheid bekend. Het eerste Nardinc, hoofdplaats van Nardingerland (= Gooiland), met stichtingsbrieven van Otto den Grooten (968), tijdens de Hoeksche en Kabeljauwsche twisten geheel verwoest (1350), lag in het huidige IJselmeer tusschen Valkenveen en Huizen. Direct herbouwd, maar op de tegenw. plaats (veiliger, ook vanwege de opdringende Zuiderzee), kwam N. spoedig tot bloei door handel, nijverheid (lakenweverijen) en visscherij (stapelrecht voor de kust van Muiden tot Kampen). De vesting heeft veel belegeringen en strijd gekend. In 1481 werd N. door Utrechtenaren geplunderd.

Dan volgde een halve eeuw (tot 1543) van op- en neergaanden strijd (Gelderschen). In 1523 een opstand van het Voldersgilde. In 1572 uitmoording door de Spanjaarden. In de 17e e. geraakten de vestingwallen in vervallen toestand. In 1672 trokken de Franschen binnen, die in 1673 weer verdreven werden. Toen kwamen de huidige vestingwerken en N. werd van de zee afgesloten (visscherij naar Huizen).

In 1787 verschenen de Pruisen. De Fransche tijd werd besloten met de belegering en (1814) capitulatie der Franschen.

Lit.: de Rijk, Wandelingen door Gooi- en Eemland (1905) ; Drijver, N. (z. j.); id., N., historie en monumenten (2 dln. 1935-’36). van der Meer/van Embden.

< >