Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 16-10-2019

Mozart

betekenis & definitie

1° (Johann Georg) Leopold, componist; vader van 2° en 3°. Gedoopt 14 Nov. 1719 te Augsburg, † 28 Mei 1787 te Salzburg.

Studeerde rechten, werd violist in de kapel van den aartsbisschop, vice-kapelmeester. Schreef vele verdienstelijke composities, doch werkte niet meer, toen zijn zoon Wolfgang componeerde.Werken: behalve vele composities vooral belangrijk: Versuch einer gründlichen Violinschule (1756). — Lit.: A. Schurig, L. M. ’s Reise-Aufzeichnungen bis 1771 (1920). Piscaer.

2° Maria Anna (genoemd: Nannerl), dochter van 1°, zuster van 3°. * 30 Juli 1751 te Salzburg, † 29 Oct. 1829 aldaar. Ontwikkelde zich tot een goede pianiste en begeleidde haar broer W. A., met wien zij in innige vriendschap leefde, op zijn concertreizen. Huwde 1784 baron von Berchthold, gaf na zijn dood klavieronderricht en was de laatste negen jaren van haar leven blind.

Piscaer.

3° Wolfgang Amadeus (eigenlijk: Johannes Chrysostomus Wolfgangus Theophilus); zoon van 1°, broer van 2°. * 27 Jan. 1756 te Salzburg, † 5 Dec. 1791 te Weenen. Toonde reeds op vierjarigen leeftijd grooten muzikalen aanleg. Zijn vader gaf hem het eerst onderricht, maakte met hem en zijn zusje Nannerl groote concertreizen: Weenen, München, Parijs, Londen, Den Haag, Utrecht. In Holland componeerde M. variaties voor verschillende instrumenten, o.a. Galimathias Musicum en op het Wilhelmus. Voor zijn artistieke ontwikkeling was het verblijf in Italië van groot belang: te Bologna werd hij opgenomen in Academia dei filarmonici onder Padre Martini. In 1779 hoforganist te Salzburg. Naar aanleiding van een conflict nam hij ontslag en vestigde zich te Weenen. Leefde hier zeer armoedig; zijn huwelijk met Constanze Weber was weinig gelukkig, en als operacomponist had hij geen blijvend succes. Salièri intrigeerde tegen hem. In grootste armoede, bezig met de compositie van een Requiem, stierf Mozart.

De ontwikkeling van Mozart loopt tot 1780 ongeveer parallel met die van Haydn. Hij stond echter meer onder Italiaanschen invloed; karakteristiek zijn zijn „Seufzer”-motieven. Met de verhuizing van Mozart naar Weenen (1781) kan men spreken van de stichting der Weensche klassieke school.

Zelden vindt men in composities zulk een evenwicht tusschen vorm, inhoud en middelen, als dit bij de werken van M. het geval is, terwijl de melodische lijn ragfijn en de contrapuntiek doorzichtig is gehouden. Zijn opere-buffe worden beschouwd als de ideale vorm voor deze kunstsoort, de opera „Zauberflöte” is het uitgangspunt geworden voor de Duitsche romantische opera. De orkest-werken zijn vaak het voorbeeld voor moderne instrumentatietechniek, de klavierwerken eischen van de uitvoerenden een groote begaafdheid, gepaard aan beheerscht en soepel spel.

Werken: 40 symphonieën, waarvan de voornaamste die in g moll, C dur en Es dur; 31 divertimenti, serenades, cassationen; klavier-, viool-, fluit-, hoorn- en fagotconcerten; ensemble-muziek; viool- en klaviersonates, vierhandige stukken; opera’s: o.a. Figaro, Don Giovanni, Cosi fan tutte, Entführung aus dem Serail, Zauberflöte; kerkelijke werken; liederen.

Lit.: Wyzewa en St. Foi, W. A. M. (3 dln. 1917-’36); Jahn-Abert (1919-’21); Schiedermair (1922); Mersmann (1925); Mozarteums-Mitteilungen (1918-’21); M.-Jahrbuch (1922-’23); Buenzod (1931); Haas (1933); Ghéon (1934); Talbot (1934); Boschot (1935). Piscaer.

< >