Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 16-10-2019

Morin

betekenis & definitie

1° Germanus, Benedictijn. * 6 Nov. 1861 te Caen. Kerkgeschiedkundige, vnl. op kerkvaderlijk en liturgisch terrein.

Eeredoctor van vsch. universiteiten.Voorn. werken: L’idéal monastique et la vie chrét. des premiers jours (1913, 31921); Anecdota Maredsolana (3 dln. 1893-1903); S. Aur. Augustini Tractat. sive Sermones inediti (1917); S. Augustini Sermones post Maurinos reperti (1930); I. Firmici Materni Consultationes Zacchaei et Appollonii in Florilegium Patristicum (fase. 39,1935). Verder talrijke bijdr. in tijdschr.

2° Jean, Oratoriaan, een der grondleggers van de historische theologie. * 1591 te Blois, ✝ 28 Febr. 1659 te Parijs. Zoon van Calvinistische ouders. Studeerde o.a. te Leiden; werd daarna (1617) Katholiek. Was de geleerdste der grondleggers van de hist. theologie. Zijn slechts ten deele uitgegeven geschriften handelen vnl. over den tekst van het Oude Test. (verdediging van den Samaritaanschen en Septuaginttekst tegen den jongeren Hebreeuwschen) en over de Sacramenten. Werd in 1639 door Urbanus VIII voor enkele maanden naar Rome ontboden om voor te lichten over de H. Wijdingen in het Oosten.

Lit.: Constantin, Sciagraphia vitae J. Morini (Parijs 1660); Godin, Notice sur M. (Blois 1840); Dict. de Théol. cath. (X). Louwerse

< >