(in oude hss.: Monnica), Heilige, voorbeeldige Christelijke echtgenoote en moeder. * 332 te Thagaste, † 387 te Ostia Tiberina. Met haar gramstorigen heidenschen echtgenoot Patricius wist zij standvastig den vrede te bewaren en op het einde zijns levens hem te winnen voor Christus. Vooral echter voor haar zoon Augustinus was zij een bron van zegen.
De Christelijke lessen, hem in zijn prille jeugd ingeprent, gingen nooit geheel verloren en tijdens zijn afdwalingen hield zij niet op onder tranen zijn bekeering af te smeeken. Augustinus zelf erkent, dat hij haar alles in zijn leven verschuldigd is (De beata vita: mater, cuius meritis credo esse omne quod vivo), dat zij hem heeft voortgebracht én naar het vleesch, opdat hij voor het tijdelijke, én naar den geest, opdat hij voor het eeuwige licht zou geboren worden. Haar levensbeeld vindt men voortreffelijk geteekend in Augustinus’ werken, vooral in zijn Belijdenissen (IX, c. 8-12).
Feestdag 4 Mei.Lit.: Bougaud, Hist. de sainte Monique (ook meermalen in het Ned. vertaald); F. J. P. G. van Etten O. E. S.
A., Leven van de H. M. (1889). Claesen.
In de iconographie wordt M. uitgebeeld: op een troon met Augustinessen omgeven (Filippo Lippi, te Florence); samen met haar zoon Augustinus (Benozzo Gozzoli, te Volterra; M. Pacher, te München); soms als kloosterzuster met een rozenkrans in de handen (Stuttgart, 16e eeuw). Lit.: K. Künstle, Ikonogr. der Heiligen (454).
p. Gerlachus.