1° Helmuth K. B., graaf von. Pruisisch veldmaarschalk; oom van 2°. * 26 Oct. 1800 te Parchim (Mecklenburg-Schwerin), † 24 April 1891 te Berlijn.
In 1819 Deensch, sinds 1822 Pruisisch officier, diende en streed 1835-’39 in het Turksche leger, 1857-’88 chef van den Pruis. generalen staf. Groot theoreticus, verkondigde hij nochtans geen bepaalde leer der oorlogvoering. Zijn meening, dat strategie is „ein System der Ausbilfen”, deed hem ieder geval afzonderlijk beschouwen.
Ondanks zijn moeilijke positie als chef van den staf van een krijgskundig minder bekwaam koning-opperbevelhebber, met als legercommandanten vorstelijke personen, was M. door zijn rustige leiding toch de eigenlijke veldheer en als zoodanig een der grootsten uit de krijgsgeschiedenis. Hij streefde naar een spoedige vernietiging van den vijand en naar een snel einde van den oorlog, gaf slechts de algemeene lijnen der operaties aan en liet den ondercommandanten veel vrijheid in de wijze van uitvoering zijner bevelen, hetgeen mogelijk was door een degelijke vorming van de officieren. Zijn krijgsvoering vormt den overgang tusschen die van Napoleon’s tijd met de legers van honderdduizenden, tot die van den Wereldoorlog met legers van millioenen.M. leidde den oorlog van 1864 tegen Denemarken, die van 1866 o.m. tegen Hannover en Oostenrijk, en die van 1870-’71 tegen Frankrijk. In 1866 ontwierp en leidde hij den beroemden concentrischen opmarsch van de drie Pruis. legers naar en in Bohemen, welke binnen twee weken de overwinning op Oostenrijk bij Königgratz bracht. In 1870 ging hij van een geconcentreerde aanvangsopstelling in de Beiersche Palts over tot een excentrischen veldtocht, welke snel tot de oplossing van het keizerlijke Fransche leger voerde (Metz, Sedan). Nadien wist hij ook den vlug oplevenden, levendigen Franschen republikeinschen weerstand te breken. Als mensch was M. bescheiden, zwijgzaam, plichtsgetrouw, werkzaam, als militair strijdlustig, zelfs oorlogszuchtig met goed begrip voor het politieke element in de oorlogvoering.
Antoni.
2° Helmuth Johannes L., graaf von, Pruisisch generaal-overste; neef van 1°. * 25 Mei 1848 te Gersdorff (Mecklenburg-Schwerin), † 18 Juni 1916 te Berlijn. Van 1906 tot 14 Sept. 1914 chef van den Duitschen generalen staf. Wijzigde in vredestijd het operatieplan van zijn voorganger von Schlieffen voor een oorlog met Frankrijk, o.a. in dier voege, dat hij den rechtervleugel van het door Nederland en België naar N. Frankrijk op te marcheeren leger beduidend verzwakte, en zoodoende dit plan krachteloos maakte. Ook liet hij den opmarsch door Ned.-Limburg vervallen. Gedurende de uitvoering van den opmarsch legde hij bovendien nog een aanvalszwaartepunt tusschen Toul en Epinal, terwijl hij vóór en gedurende den beslissenden slag aan de Marne ver achter het front te Luxemburg verbleef, een passieve rol vervullend door noch duidelijke bevelen, noch persoonlijke leiding te geven. M. had een zwak gestel en niet voldoende zelfvertrouwen.
Antoni.