(Molek), de godheid, aan wie de Israëlieten gedurende den tijd der koningen menschenoffers brachten, ofschoon dit op doodstraf verboden was (Lev. 18.21; 20.2-5). Zoo offerde koning Achaz zijn eigen zoon (4 Reg. 16.3); hetzelfde bericht 4 Reg. 21.6 van Manasses. Ondanks de hervormingen van koning Josias (4 Reg. 23.10) bleef het afschuwelijk gebruik bestaan (Jer. 7.31 enz.).
De uitspraak Molek is kunstmatig (gevormd naar het Hebr. woord bosjet = schande) en dient eigenlijk vervangen te worden door Melek, een bij de Semieten veel voorkomende benaming van de godheid, die bij de Canaänieten Baal, bij de Ammonieten Milkom, en bij de Moabieten Chamos heet. Vgl. ➝ Menschenoffers (3°, sub: in Israël).Lit.: M. J. Lagrange, Etudes sur les religions sémitiques (Parijs 21905, 99-105); A. Bea, Kinderopfer für Moloch oder flür Jahwe? (in Biblica, jg. 18, 1937, blz. 95-107). A. v. d. Born.