Theologisch systeem van Ludovicus de ➝ Molina, tot verklaring van de medewerking Gods met den vrijwillenden mensch. Het M. wordt verdedigd door theologen van de Sociëteit van Jesus en veel anderen. Het M. staat tegenover het ➝ Thomisme.
De voornaamste stellingen van het M. zijn: 1° In de natuurlijke orde werkt God met den vrijwillenden mensch mee, niet door een vooruitbepaling van den wil (praedeterminatio physica, praemotio physica), maar door een werking, welke naast en tegelijk met den wil medeoorzaak is van het vrije handelen (concursus simultaneus).
2° In de bovennatuurlijke orde komt de mensch tot het feitelijk stellen van de bovennatuurlijke daad, niet door een werkdadige genade (gratia efficax), die uit eigen, innerlijke kracht de bovennatuurlijke daad tot gevolg heeft, maar door de instemming van den vrijen wil, die door zijn instemming de voldoende genade (gratia sufficiens) tot werkdadige maakt. Er is dus geen innerlijk, wezenlijk verschil tusschen werkdadige en voldoende genade. Het verschil is er niet om een verschillenden aard van genade, maar om iets wat uiterlijk is aan de genade, nl. de instemming van den wil.
3° Al geeft de vrije wilsinstemming den doorslag, toch is het handelen van den mensch voor Gods Voorzienigheid onfeilbaar zeker. De verklaring hiervan zoekt het M. in de scientia media (middenkennis). Krachtens deze kennis weet God van eeuwigheid al wat een mensch in deze of die omstandigheden met deze of die genade zou doen. Deze kennis is in God zonder veronderstelling van een Goddelijk wilsbesluit. In het licht van deze kennis kiest God de omstandigheden en genade voor een mensch, en weet dan zeker wat deze feitelijk zal doen.
Lit.: A. d’Alès, Providence et libre arbitre (1927); F. Stegmüller, Gesch. des Molinismus (1935). Kreling.