(volledig: Aboe Tamim Ma'add al M.), kalief van Egypte, 1036-1094. Onder zijn bestuur plunderden de Turken het heele land, roofden de schatten van den kalief, vernietigden diens kostbare bibliotheek, alsmede tallooze kunstwerken, als dammen en kanalen, waarop de welvaart van het land berustte. De Egyptenaren werden bovendien in diezelfde jaren nog bezocht door hongersnood; zelfs M. leefde als een bedelaar.
Tegelijkertijd vielen Syrië en Palestina in handen van een Turkenhorde, Ortokiden genaamd, wier hardvochtigheid tegen de Christenen een aanleiding tot den eersten Kruistocht werd. In Egypte verbeterde de toestand pas, toen M. den Armeniër Bedr al Dzjamali met huurtroepen uit Syrië liet komen. Bijna zelfstandig optredend, pakte deze het herstel der orde krachtig en met zoo’n succes aan, dat de grondslag werd gelegd voor een heropbloei van Egypte.