heeft ten doel de eigen taal (voor Nederlanders het algemeen beschaafd Nederlandsch) zoo volledig mogelijk te leeren verstaan en zoo volmaakt mogelijk uit te drukken. Daar de taal zoowel gesproken als geschreven wordt, moet dus het m. spreek- en schrijftaal omvatten. Toch wordt in ons systematisch m. aan het eerste weinig aandacht geschonken.
Voor een deel komt dit hieruit voort, dat wij de moedertaal als spelenderwijs leeren uit het onderling verkeer. Een tweede reden is, dat het onderwijs zich naar vaste normen richt en deze uit de geschreven taal gemakkelijker zijn vast te stellen. Hieraan is het te wijten, dat onder m. veelal alleen het onderwijs in de geschreven taal wordt verstaan.
Een goed m. behoort de heele taal te omvatten, zoowel theorie als praktijk, vorm als inhoud. En alle voorname taalgroepen en taalschakeeringen (dialecten, vaktalen, litteraire en krantentaal enz.) verdienen in het m. een plaats, doch alleen voorzoover ze tot de algemeene moedertaal bijdragen. Ook de historische ontwikkeling mag niet vergeten worden.
Dit inzicht in het m. is slechts langzaam gegroeid. In de M.E. werd aan het m. weinig aandacht besteed.
Eerst met de Renaissance komt er belangstelling voor spellingvraagstukken, vormleer en zuiverheid van den taalschat.
De grammatica werd opgebouwd naar het model van de Lat. spraakkunst en vooral in de 18e eeuw steeds meer gereglementeerd, zoodat men tenslotte tot formalisme verviel. Eerst op het einde van de 19e eeuw kwam een nieuw inzicht. Zoodoende heeft het m. in de laatste tientallen van jaren een belangrijke wijziging ondergaan, maar nog steeds verkeert het in een toestand van verandering en wording.Een van de voornaamste winsten, die gemaakt werden, is wel het inzicht, dat m. heel wat meer omvat dan spelling en ontleding, vooral waar die ontleding vaak werd opgevat als een handigheid in het classificeeren van woordsoorten en bepalingen. Dit wil niet zeggen dat deze straffeloos uit het m. kunnen worden geweerd, maar wel dat het daarbij niet mag blijven staan. Dictee en ontleding, oordeelkundig toegepast, blijven oefeningen van fundamenteele beteekenis. Een verstandige reactie op de oudere richting zal hiermee rekening dienen te houden.
Lit.: C. G. N. de Vooys, Over de beginselen en de praktijk van een nieuw m. (1910); Jac. van Ginneken S. J., Als ons m. nog ooit gezond wil worden (1917); J. Leest, Het voortgezet onderwijs in de moedertaal (1931); M. J.
Langeveld, Taal en denken (1934): J. G. M. Moormann, De moedertaal (1936). Verdere lit. bij genoemde schrijvers.