(meteorol.), witte ➝ regenboog met een straal van ca. 40°, welke zich op mist vertoont, aan de tegenovergestelde zijde van den hemel, waar de zon staat. Zijn buitenrand heeft een roodachtige en zijn binnenrand een blauwachtige tint, maar zijn middelgedeelte is wit. Soms verschijnt een tweede kleinere boog met de kleuren in omgekeerde volgorde.
De m. ontstaat gelijk de gewone regenboog, maar ten gevolge van de kleinheid der mistdruppels (➝ Druppel) is de ontleding der zonnestralen onvolledig en wordt de m. bijna gansch wit gezien.Lit.: J. M. Pernter, Meteorol. Optik (Weenen, Leipzig 1902, 546).
V. d. Broeck.