1° George, baron, Vlaamsch beeldhouwer. * 30 Aug. 1866 te Gent. Verblijft te St. Martens-Latem.
Hij is de meest beteekenisvolle Belg. beeldhouwer uit den tijd der symbolische, vergeestelijkte beweging, die op het Impressionisme volgde, hoewel zijn stijl van de impressionistische stofbehandeling niet geheel los is. Terecht heeft men hem soms „Gotische” tendenzen toegeschreven, vnl. om zijn slanke mansfiguren, die in een droomerige, van de wereld afgewende atmosfeer schijnen te leven. Zijn contour is meestentijds „langgerekt”, er is opstrevende kracht in zijn beelden.
Men vindt zijn werken in vsch. Duitsche musea (een belangrijke bronfiguur, knielende knaap, in het Folkwangmuseum te Essen) en in Belg. en Ned. particuliere verzamelingen. Verdere voornaamste werken: de Worstelaar, het Gebed, Moeder met stervend kind.Lit.: P. Bremmer, Beeldende kunst; v. d. Woestijne, in Elsevier’s Maandschrift (1908); Van Puyvelde (1925).
Engelman.
2° Joris, Vlaamsch beoefenaar van houtsnede en aquarel. * 1897 te Oostende. Medestichter van de groep Lumière (1919). Doceert aan het Instituut voor decoratieve kunsten te Antwerpen.
Lit.: J. Havelaar, J. M. (1930).
3° Richard, Vlaamsch schrijver. * 30 November 1891 te Gent; verblijft thans te Sint Martens-Latem. Behoorde tot het groepje van ’t Fonteintje. Gaf slechts één bundeltje uit: In den Zoeten Inval. In een sterk geconcentreerd vers, plastisch en verzorgd, verbergt hij zijn diepe ontroering over de levensvragen onder luchtigen spot en verfijnde ironie. Heincke Vos en zijn biograaf (1933) is een verhaal van een jeugd, schamper en cynisch.
A. Boon.