(geol.), een physisch-chemisch homogene stof, die aan den opbouw der aardkorst deelneemt. De meeste m. zijn gekristalliseerde vaste stoffen, en wel verbindingen of elementen; er zijn ook enkele mengsels van vrij constante samenstelling bij. Vloeibare m. zijn o.a. water en kwik.
De meeste m. zijn van anorganischen oorsprong; men neemt dit ook wel in de definitie op. Gewoonlijk rekent men echter aardolie, barnsteen en kolen eveneens tot de m. De oorsprong van alle m. moet in het magma gezocht worden; hieruit ontstaan de gesteenten, mineraal-associaties; naar de ontstaanswijze kan men verschillende mineraal-parageneses of mineraal-associaties onderscheiden, ieder gekenmerkt door het voorkomen van bepaalde elementen.
Platina bijv. komt alleen voor in stollingsgesteenten, zink en lood vnl. in hydrothermale mineraal-parageneses.Lit.: ➝ Mineralogie. Jong.