(Lat. Lien, Gr. Splen), een klierachtig, bloedrijk orgaan, dat bij alle gewervelde dieren in de buurt van de maag of den middendarm wordt aangetroffen.
Bij den mensch ligt zij links boven in de buikholte tusschen het middenrif en de maag, waaraan zij gedeeltelijk is vastgehecht; de kleur is blauwtot grijsachtig rood. Van het miltkapsel, dat de milt als een teer vlies omgeeft, springen een aantal zich sterk vertakkende bindweefselbalken naar binnen, die onderling een netwerk vormen. Binnen de mazen van dit netwerk ligt het eigenlijke klierweefsel, miltpulpa, dat een rijk vertakt capillairensysteem bezit, waarin de binnendringende toevoerende arteriën zich oplossen.
De capillairen vormen geen gesloten systeem, maar monden uit in een open kanalensysteem (miltsinus) zonder eigen wand en waaraan anderzijds langs capillairvenen de groote afvoerende venen haar oorsprong nemen. In het klierweefsel liggen een aantal kleine blaasvormige lichaampjes, miltfollikels of corpuscula lienis. Hoewel de m. tot het lymphvatenstelsel gerekend wordt, bezit zij toch geen toe- of afvoerende lymphvaten.
Als functie wordt aan de m. toegeschreven de aanmaak van witte bloedlichaampjes en de afbraak (daarnaast misschien ook nieuwvorming) van roode bloedlichaampjes. Ook is zij te beschouwen als een bloedreserveorgaan, waaruit naar behoefte de circuleerende bloedvoorraad wordt aangevuld. Behalve de eigenlijke m. worden bij de zoogdieren dikwijls nog accessorische m. of bijmilten aangetroffen. Willems.