Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-09-2019

Michail Wasiljewitsj Lomonosow

betekenis & definitie

Russisch geleerde, chemicus, auteur en grammaticus. * 8 Nov. 1711 te Oholmogari bij Archangelsk, † 15 April 1765 te St. Petersburg. Zoon van een eenvoudigen visscher, leerde L. zich zelf lezen en schrijven en kwam in 1730 op de Slavisch-Grieksch-Latijnsche monnikenschool te Moskou.

In 1736 zond de Academie van Wetenschappen hem naar Marburg om zijn opvoeding te voltooien. In 1741 werd L. prof. in de physica te St. Petersburg.

Graaf Sjoewalow werd zijn beschermer en weldra kwam L. in de gunst bij keizerin Elisabeth. L. werd ook prof. in de chemie, schreef een rhetorica en vele oden en gedichten. In 1755 verscheen zijn grammatica der Russ. taal, waardoor hij de taal bevrijdde van de moeilijke vormen van het Kerk-Slavisch en tot lit. taal maakte, zoodat Poesjkin later kon zeggen: „L. is onze eerste universiteit”.

In 1756 verscheen zijn verhandeling over de electr. verschijnselen in de atmosfeer. In 1755 stichtte L. de univ. van Moskou. Hij stond toen op het toppunt van zijn roem.

Hij hielp eveneens het nationaal theater ontwikkelen en vervaardigde vsch. mozaïeken. Op het laatst van zijn leven schreef hij een Gesch. van Rusland.Lit.: Mensjoetkin, L. (Russ., 1911); Prokrowskij, L. (Russ., 1909); de Lur-Saluces, L., le prodigieux moujik (1933); W. Ostwald, Grosse Manner; A. Martel, L. et la langue litt. russe (1933).

v. Son.

< >