Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-09-2019

Michail Joerjewitsj Lermontow

betekenis & definitie

Zeer belangrijk Russisch dichter. * 5 Nov. 1814 te Moskou, † 27 Juli 1841 te Pjatigorsk. L. stamt uit een Schotsch geslacht (Learmonth). Daar zijn moeder kort na zijn geboorte stierf, werd L. opgevoed door zijn rijke grootmoeder Arsenjew, geb.

Stolypin, die hem een zeer verzorgde opvoeding gaf, waardoor hij, hoewel hij Rusland nimmer verlaten heeft, uitstekend Fransch, Duitsch en Engelsch sprak en schreef. Als jongen vergezelde hij zijn grootmoeder naar den Kaukasus en zijn liefde voor dat land is hem altijd bijgebleven. In 1828 kwam L. op het Adellijk Universiteitspensionaat te Moskou.

De twisten tusschen zijn vader en zijn grootmoeder werkten sterk op zijn gemoed; in 1830 stierf zijn vader. In dat jaar kwam hij aan de Moskousche univ. als student in polit. en lit. wetenschappen. Zijn trotsch en oogenschijnlijk koud karakter maakte, dat hij weinig contact had met zijn medestudenten.

Wegens oneenigheid met een prof. verliet hij in 1832 de univ., kwam aan de Petersburger Garde Kadetten School en volgde verder de militaire loopbaan. Te Pjatigorsk met verlof vertoevend, had hij om een nietige reden een duel met zijn kameraad Martvnow en werd zelf gedood. Zijn overschot rust sedert 1842 op het landgoed Tarchany in de prov.

Penza.Niettegenstaande zijn kortstondig leven heeft L. veel geschreven en wordt hij terecht met Poesjkin en Gogol beschouwd als de klassieken der Russ. lit. Hij behoort tot de romantische school en stond aanvankelijk onder invloed van Byron. Hij is de vertegenwoordiger van het melancholieke pessimisme, van het Russ. spleen; zijn personen zijn de bekende „overtollige menschen”. Ondanks zijn oogenschijnlijk koud karakter, getuigen zijn gedichten van diep gevoel en liefde voor de natuur en van groot Godsgeloof. Zijn eerste werk was Menschen und Leidenschaften (Duitsche titel, doch in het Russ. geschreven, 1829); over zijn vader handelt: Een vreemd mensch (1830); zijn meeste gedichten dateeren van 1830 en ’31, zooals Demon, Mtsyri, Korsar, Gedachte, Het Zeil, De Engel, Drie Palmen, Het Gebed. Het Lied van Kalasjnikow is van 1838 en zijn roman De Held van Onzen Tijd, waarin de hoofdpersoon, die L. zelf voorstelt, Petsjorin heet, naar analogie van Poesjkin’s Onegin, is van 1840.

Lit.: van Wijk, Russ. Letterkunde (1926); Stokvis, Inl. Russ. lit. Gesch. (1909); Baring, Russ. literature (1929); en vele Russ. werken, o.a. Pypin; P. W. Smirnowsky.

v. Son.

< >