Priester en muziekgeleerde. * 18 Juli 1845 te Haarlem, ♱ 3 Febr. 1908 te Amsterdam. 1869-’87 leeraar te Hageveld, daarna pastoor te Schiedam, waar hij de Liduina-vereering herstelde; werd in 1896 president van het groot-seminarie te Warmond; vanaf 1906 deken van Amsterdam. Door zijn warme propaganda voor de min of meer officieele Gregor. zangboeken: de Pustetsche ➝ Medicea-nadruk, voor het herstel der klassieke polyphonie; door zijn onverdroten werken als medestichter en eerste hoofdredacteur van het Sint-Gregorius-blad; door zijn ruim 30 jaar lange voorzitterschap der Sint-Gregorius-Vereeniging heeft hij zeer veel gewerkt voor de verheffing der Kath. kerkmuziek in Nederland.
Voorn. werken: Handboekje ten gebruike bij het onderwijs in den Gregor. Zang (1889); De jonge Korist (I en II); De Kath. Organist; Leerb. v. h. Contrapunt.