Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-09-2019

Metz

betekenis & definitie

Hoofdstad van het Fransche dept. Moselle (XI 69 G2); 175 m boven de zee gelegen op een Diluviaal terras bij de Moezel; ca. 79 000 inw. De oude, bochtige en nauwe straatjes bevinden zich rondom de Place d’Armes met de kathedraal St.

Etienne. Deze is ontstaan uit twee oudere kerken, welke midden 13e eeuw werden vereenigd. Omstreeks 1500 kregen dwarsbeuk en koor hun tegenw. gedaante.

De Westgevel is nieuw (neo-Gotisch) en vervangt een ouderen Barokken gevel van Blondel. De nieuwe stad heeft mooie alleeën, de oude vestingwallen. De bevolking spreekt overwegend Fransch.

Bisschopszetel. Belangrijke vesting met militair vliegveld. Bekend spoorwegmiddelpunt.

Landbouwmarkt; vele industrieën (tabak, schoenen, conserven).Lit.: G. Wolfram, M. und Lotharingen (1926); Grosdidier de Matons, Trois villes: M., Toul, Verdun (1927); G. Eisenmayer, La Lorraine au Travail (Parijs 1925). Gesch. Metz, oorspr. een Keltische nederzetting (Divodurum), kwam in 53 onder Romeinsch bestuur. In 870 werd M. aan het Oost-Frankische rijk toegekend, doch kwam in 1552 aan Frankrijk. In den FranschDuitschen oorlog trok het leger van maarschalk Bazaine zich terug binnen Metz, doch de vesting moest 27 Oct. 1870 capituleeren. Na den Wereldoorlog werd M. weer Fransch.

Het bisdom is niet vóór het midden der 4e-eeuw bekend. Sinds 1874 is het exempt. Onder de bisschoppen verdient vooral de H. ➝ Chrodogang (742-766 ) vermelding.

< >