Sacramenteel. Volgens de traditioneele Kath. leer, die in het Concilie van Trente (sess. 7, can. 9; Denz. 852) haar definitieve dogmatische formuleering gekregen heeft, zijn er drie Sacramenten, Doopsel, Vormsel en Priesterschap, die de ziel „een karakter, een geestelijk en onuitwischbaar merkteeken, indrukken”. In de Schrift en de oudste documenten der traditie vindt men deze leer onder de beelden van „bezegeling”, „bestempeling”, „kenteekening”, en daarop berust ook de traditioneele leer, dat de betroffen Sacramenten niet herhaald kunnen worden, als ze eenmaal geldig zijn toegediend.
De theologie heeft dit nader uitgewerkt en het merkteeken omschreven als een bovennatuurlijke hoedanigheid en geestelijke uitrusting der ziel, waardoor ze onveranderlijk aan God is toegewijd en de bevoegdheid erlangt tot deelname aan den Christelijken eeredienst. Het vormt de ziel naar gelijkenis van Christus in zijn ambt van Koning, Leeraar en Priester; het is een geestelijk onderscheidingsteeken van den Christen; het legt de verplichting op tot de betroffen werken van eeredienst; het maakt de ziel ontvankelijk voor de mededeeling der genade Gods. Zie verder ➝ Sacrament.Lit.: Dict. de Théol. Cath. (II, s. v. Charactère Sacramental).
Buys.