Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-09-2019

Mercantilisme

betekenis & definitie

(➝ Fr. mercantile = wat den koophandel betreft). Onder deze benaming worden de strevingen samengevat, welke van Karel V (16e eeuw) af tot en met Frederik den Grooten (18e eeuw) haar stempel op het staatsbeleid in Europa hebben gedrukt en welke in deze woorden kunnen worden samengevat: dat ieder land de roeping heeft de nationale kracht te versterken tegenover het buitenland en dat de overheid ver strekkende bevoegdheden bezit om die roeping te vervullen, zoowel naar binnen als naar buiten.

Aanleiding. Het M. was een uitvloeisel van de politieke en econ. omstandigheden van den tijd, waarin het toepassing vond:

a) politiek door het streven der landsvorsten om de macht van den adel te breken door die van den staat te vergrooten, m.a.w. om het stelsel van den federatieven leenstaat te doen plaats maken voor den centralistischen en absolutistischen éénheidsstaat;
b) economisch door de opkomst van den handel en de nieuwe functie van het geld als productief leenkapitaal eenerzijds en het gebrek aan ruilmiddelen anderzijds. Vooral na de ontdekking van Amerika en den zeeweg naar Indië was een geheel nieuwe toestand ontstaan: het ruilverkeer nam nl. hierdoor veel sneller toe dan de productie van het edel metaal, dat voor de ruilmiddelen noodig was.

De taak, welke aan de staatsoverheid was toegedacht om de nationale kracht te versterken, was: te streven naar een zoo gunstig mogelijke handelsbalans. Wanneer, zoo was de gedachtengang, de waarde van den uitvoer die van den invoer overtreft, dan ontstaat een vordering op het buitenland, die in edel metaal moet worden aangezuiverd. Het land kan daardoor over meer ruilmiddelen beschikken en wordt dus rijker.

Middelen. Ten einde nu een gunstige handelsbalans te verkrijgen, werden verschillende middelen te baat genomen:

1° Een protectionistische handelspolitiek, d.i. bescherming van de binnenlandsche en wering van de buitenlandsche nijverheid door een stelsel van in- en uitvoerverboden, invoerrechten en uitvoerpremies.
2° Een krachtige bevordering van staatswege van de nationale nijverheid en scheepvaart. In Frankrijk was het vooral Colbert, die de particuliere nijverheid aanmoedigde en reglementeerde en staatsindustrieën stichtte (Colbertisme) en in Engeland Cromwell, die door zijn Navigation Act de nationale scheepvaart, ten koste van de buitenlandsche, beschermde, in Pruisen Frederik de Groote, in Oostenrijk Joseph II en in Rusland Peter de Groote, die ieder op hun manier voor de doorvoering van de mercantilistische gedachte ijverden.
3° Verkrijging of uitbreiding van koloniaal bezit, welke een dubbel voordeel bood: eenerzijds bevordering van een gunstige handelsbalans, omdat goedkoope grondstoffen voor invoer in eigen land en goedkoope producten voor uitvoer naar het buitenland werden verkregen, maar ook een nieuw afzetgebied voor de nationale industrie geschapen werd; anderzijds werd edel metaal verkregen om in de toenemende behoefte aan ruilmiddelen te voorzien.

Fouten. Ofschoon het m. in sommige opzichten gunstig gewerkt heeft, met name doordat het de nijverheid tot ontwikkeling en bloei bracht, zoo had het toch ook ernstige fouten:

1° het ging uit van staatsegoïsme, t. w. verrijking van eigen land ten koste van het buitenland, waardoor de welvaart, als geheel genomen, niet verhoogd doch alleen verplaatst wordt. Dit standpunt leidde tot een reeks handels- en koloniale oorlogen.
2° De ➝ handelsbalans werd verward met de ➝ betalingsbalans. De eerste omvat alleen vorderingen en schulden, ontstaan uit in- en uitvoer van goederen, de laatste ook die uit andere transacties ontstaan (vrachtvaart, leeningen, assurantie, enz.). De gebruikte maatstaf was dus niet zuiver.
3° De staatsbemoeiing was ontaard in formeele staatsvoogdij, welke het particuliere initiatief verstikte en het geheele econ. leven in boeien sloeg. Daarenboven staarde men zich blind op nijverheid, handel en scheepvaart en verwaarloosde den landbouw.

Oudere schrijvers over het m. zijn: Bodin, Mont-chrétien, Mun, Davenant, Malines, Mysselden, Child, Serra en De la Court.

Lit.: Heyking, Zur Gesch. des Handelsbilanztheorie; Schmoller, Der Merkantilismus in seiner hist. Bedeutung.

Vorstman.

< >